Beginjaren

Beginjaren

De pre-historie

Als stichtingsjaar werd 1882 aangenomen en zou het nog enkele jaren geduurd hebben vooraleer “De Moedige Vlamingen” een eerste uitstap naar buiten waagden. Desondanks zijn er ook sporen van een toonkundige maatschappij op de wijk, die ook aan toneel deed en al in 1880 moet bestaan hebben. Ze noemden zich “De Strangisten”. Een eerste optreden van deze toonkundige vereniging vinden we al begin 1881, dan geven ze immers op zondag 13 februari 1881 in de zaal van weduwe Jan Baptiste Verheirbrughen te Overmere een toon- en toneelkundig avondfeest. Een week later treden ze op voor eigen volk:

“De maatschappij “De Strangisten” van de wyk Heyende, geeft op Zondag 20 en Maandag 21 februari een Toon- en Toneelkundig Avondfeest in het lokaal van de Vrije School. We zijn verzekerd dat er ditmaal niet één Heyendenaar zal zijn of hij zal zijne parochianen eens willen aan ’t werk zien. ’s Zondags zal het feest beginnen om 6 1/2 en ’s Maandags om 7 uren”,

zo werd het feest toen bekend gemaakt. Of hieruit, twee jaar later, de fanfare “De Moedige Vlamingen” ontstaan is, blijft voorlopig een raadsel.

Ongeveer rond deze periode echter werd op de naburige wijk Nieuwpoort, nabij Zeveneken, onder het impuls van de brouwer Thienpont- Tolliers ook een fanfarekorps opgericht. Ze noemden zich “De Vrolijken” en op Cieskenskermis in juli 1881 gaven ze hun eerste concert.

“De verledene week was het feest in het schoone dorp van Seveneeken. Nieupoort een volkrijke wijk van Lokeren, heeft dus ook zijn kermis… lezen we hierover”. Aan den hoek der straat was een kiosk geplaatst, waar de fanfaren Maatschappij “De Vroolijken” gedurende de kermisdagen meer dan één puik concert gaf… Dank aan Mr. Thienpont- Tolliers die het gelukkig gedacht gehad heeft op onze wijk een toonkundige maatschappij te stichten…… voor een paar maanden… (en) hulde aan de ivervolle bestuurder A. Geers”.

Vroeger werden op deze wijk, zoals het nu nog steeds op de wijk Heirbrug gebeurt met Kovekenskermis, tijdens de kermisdagen levensgrote poppen, de z.g. “Cieskens” aan de ramen of op de daken geplaatst. Na 1959 is het gebruik hiervan echter volledig teloor gegaan.

De fanfare “De Vroolijken” van de wijk Nieuwpoort was geen lang leven beschoren. Het naburige Zeveneken immers had een oude en zeer bloeiende muziek-maatschappij die tot ver buiten de grenzen van de gemeente bekend was en de pas gestichte fanfare van de er naast liggende wijk Nieuwpoort geraakte niet van de grond en moest na enige tijd haar muziekbedrijvigheid staken. De instrumenten werden verkocht en zouden voor een groot gedeelte opgekocht zijn door de leden van de fanfare van Heiende.

Een moeilijke start

De instrumenten kwamen toe bij Theoduul ‘t Kint, de koster van Heiende en bestuurder van de fanfare daar. Het verhaal wil nu dat de muzikanten, alhoewel ze nog nooit een instrument in hun handen gehad hadden, zo dolgelukkig waren met hun nieuwe aanwinst, er al spelend met naar huis trokken.

“In de weide waren de koeien zo verwonderd over deze nieuwe tonen, dat ze ijverig begonnen mee te loeien,
zodat een wel zeer vreemdsoortige symfonie ontstond”.

Er werd natuurlijk duchtig gespot met gans deze geschiedenis en de dorpspolitiek speelde in die jaren ook een grote rol, vergeten we niet dat we toen volop in de tijd van de schoolstrijd zaten en het er vaak ongemeen heftig aan toe ging; men spaarde niets of niemand en elke gebeurtenis werd tot in het groteske opgeblazen om de tegenstander belachelijk te maken en te kwetsen. Geen wonder dan ook dat in die dagen het “muzieksken” van Heiende door de politieke tegenstrevers duchtig op de korrel werd genomen en belachelijk gemaakt. Het vrijzinnig weekblad “De Lokeraar” publiceerde op 22 november 1885 een hatelijk artikel dat voorzeker meer dan één Heiendenaar het bloed naar het hoofd zal doen stijgen hebben:

“Wat heeft die heilige wijk Heyende een muziek van doen? ’t zijn daar allemaal boeren die uit steenen knollekens, tabak rooken van achter de schuur en die stinkt als de pest!… Als dat muttenmuziek uitgaat, komen de menschen buitengesprongen en zij vragen of de muttens uitgebroken zijn!! Die muttenkanten stappen niet op maat van een, twee… maar wel op maat van Hooi!… Strooi!… Hooi!… Strooi…” Als ze blazen is ‘t precies heetenbrood op zotten Maandag en al hun muziek bestaat onveranderlijk uit het airken: Ut, Re, Mi, ” fa, Sol; d’helft van ’t Heyende is dol!”

Het repertorium van de fanfare zou in de beginperiode inderdaad maar uit één “airken” bestaan hebben, dat de muziekmeester zijn muzikanten met veel geduld en moeite had kunnen aanleren en dat, bij elke uitstap van de maatschappij steeds maar opnieuw werd afgedreund. Het verhaal gaat nu nog altijd dat de muziekmeester van toen er een eigenaardige methode had op gevonden om zijn muzikanten enig begrip van maat en ritme in te pompen. In die tijd was de steenweg die door de wijk liep, op regelmatige afstanden nog afgeboord met bomen. Bij het vertrek van elke uitstap van de fanfare zou het zo gegaan zijn: “Allé mannen, let op hé! Aan den eersten boom ne Retteketét, aan de tweeden boom en Rettekedjoem en aan de derde boom wat hoger spelen!” Er wordt nog bij verteld dat er muzikanten waren die de bomen in wilden kruipen om zo wat hoger te kunnen spelen! Maar dat zullen wel praatjes geweest zijn van hun politieke tegenstanders die, telkens als de fanfare uitging op de maat van de muziek, tergend het volgend liedje zongen

En gêle kêrre kloavers
Ne kilo lijzepoer
Da spelen alle muttens
Van ’t Heyende zu goe.
Ooi, Struet en kloavers bê
Djoem tê tê
djoem tê tê
Ooi, Struet en kloavers bê
Djoem tegeretteketê.

En zo zijn dan, in die eerste jaren, muzikanten en fanfare van Heiende aan hun bijnaam gekomen; Muttens en ‘t Muttenmuziek, terwijl de overige bewoners van de wijk, om een nu niet meer te achterhalen aanleiding “Gendarms” werden genoemd.

De eerste optredens

Maar het is, gelukkig maar voor de nieuw gestichte fanfare, niet bij dat ene airken gebleven. Met oneindig veel geduld en volharding slaagde de eerste “muziekmeester” van de maatschappij erin de eenvoudige mensen van Heiende de eerste regelen van de muziekkunst bij te brengen. Er werden op de wijk regelmatig uitstappen gedaan en men begon ook concerten te geven.

Een eerste optreden waarvan we bewijzen bezitten had plaats in 1885 :

BOUW KERMIS

Ter gelegenheid van Bouw kermis zullen bij ferdinand Van Petegem te Lokeren-Heyende Spendestraat, op Zondag 12 Juli 1885 verscheidene volksspelen plaats hebben zooals, mastklimmen, zakloopen enz. Om 6 uren luisterlijk concert door de fanfaren van Lokeren-Heyende en de Harmonie van Seveneeken, om 7 uren opstijging van een varken onder het spelen der muzieken en losbranden des kannons.

Een tweede concert vonden we één jaar later :

BREEDENHOEK KERMIS

Op Woensdag 8 September aanstaande zullen er aan de herbergen bij Hulsteirt en De Vijlder, vermakelijke volksspelen plaats hebben, opstijging van den luchtbal 1e Mercurius en concert door de fanfaren van Heyende, des avonds vuurwerk.

(Zeg het voort)

Van het opstijgen van de luchtbal 1e Mercurius of van een varken, waarvan in de aankondiging sprake, mag men zich geen verkeerd beeld vormen, het waren gewoonlijk zelf gekleefde papieren luchtballons of figuren die men bij een daarin gespecialiseerde firma kon bestellen en waaronder in spiritus gedrenkte brandende sponzen waren opgehangen.

De vete duurt voort...

Toch bleef dé schimpnaam Muttens en ‘t Muttenmuziek de Heiendenaar zwaar op de maag liggen, vooral het weekblad “De Lokeraar” liet geen gelegenheid voorbij gaan om de fanfare en de wijkbewoners te kleineren en in het belachelijke te trekken. Tot op een keer het weekblad aankondigde dat de harmonie “Ste. Cecilia” een uitstap zou maken naar Heiende “om op de wijk eens wat leven en vertier te brengen”. Een “groep Heyendenaars”, zoals ze zichzelf noemden en ondertekende liet toen een strooibriefje verspreiden gericht aan de “Achtbare Burgers en Inwoners van Lokeren en Omstreken”. Het pamflet leert ons heel wat over de sfeer die er toen op de wijk heerste tegenover “die van Lokeren”.

“… ‘t Heyende herinnert zich nog te wel wat het te lijden gehad heeft als een deel van de wijk afgebrand was, telkens dat het kiezing was, als men de Heyendsche maar den duivel kon aandoen,” schrijven ze erin, “… zij zijn nog niet vergeten dat zij zelf tot in de Kamers als achteruitkruipers en dommerikken zijn uitgescholden geweest, en zij zullen nooit vergeten dat den schoonen naam van “gendarms” en “muttens” haar werd gegeven en nageroepen… maar dat uw goeste zoo groot is dat ge toch wilt komen,” nodigen ze hun tegenstrevers uit, “ehwel, als wij er u kunnen pleziér mede doen, we zullen u aan den “Karlapper” afhalen met muziek aan ’t hoofd. Er zullen gendarms ook zijn, en de Heyendsche muttens zullen dien dag met veel voldoening dat wandelinksken met u meemaken als ware het maar en hoe gij zult ontvangen worden”.

Of het bezoek en de uitstap naar Heiende is doorgegaan en wat er gebeurd is, hebben we spijtig genoeg tot nu toe nergens kunnen terugvinden... Dit alles is nu geschiedenis geworden en de vete, gelukkig maar, allang vergeten. De fanfare is uitgegroeid tot een volwaardige muziekvereniging en tot één van de sympathiekste muziekgezelschappen van Lokeren. En de vroegere schimpnaam die zoveel kwaad bloed heeft gezet? De Heiendenaars hebben hem als Erenaam aangenomen en er zelfs hun parochiehuis naar genoemd: De Mutten.